Herinneringen aan
Medebroeders van onze provincie herinneren Leo Veuthey van zijn visitatie in 1953. Als Generaal Assistent kwam hij toen naar de toen nog herstelde Luikse provincie. Hij wist te luisteren en onderkende de problemen die de medebroeders bezighielden. Dit is van grote invloed geweest op het ontstaan van de nieuwe Belgische en Nederlandse provincie. Oudere medebroeders herinneren hem niet alleen als een vriendelijk en aandachtig medebroeder. Bovenal was hij iemand die de ander serieus nam.
- Moeten wij ons niet eens afvragen waar wij heengaan, nu wij op reis zijn naar de eeuwigheid en onverbiddelijk voortgedreven worden door de tijd, die van geen stilstaan weet?
- Lopen wij naar de afgrond of gaan wij ons geluk tegemoet? En als ik vrij ben te kiezen tussen het een en het ander, moet ik dan mijn keus niet doen en het doel bepalen, dat ik bereiken wil en dus ook de weg, die ik te volgen heb om er te komen?
Aldus Léon Veuthey aan het begin van zijn ‘Itinerarium Animae Franciscanum’
Mijn herinnering aan Père Léon Veuthey, O.F.M. Conv.
Van september 1959 tot november 1963 woonde ik in hetzelfde klooster als Père Léon Veuthey. Ons klooster stond aan de Avenue Thiers in Bordeaux, en de parochie was die van Notre Dame de Lourdes du Cypressat. Het grootste gedeelte van de parochie was de krottenwijk Cenon. In het bijzonder in die wijk had Père Léon zijn contacten met arme oudere bewoners. In alle bescheidenheid was hij er voor deze mensen en deed voor hen wat hij kon.
Misschien was wel het meest opvallende aan Père Léon dat hij niet wilde opvallen. Toch straalde hij een grote spiritualiteit uit en was hij een man van gebed en bezinning. Hij was ook zeker niet gehecht aan materiële zaken. Er waren twee solexen en als hij de wijk inging, ging hij graag met een van de twee, maar nooit zonder te vragen of een ander hem niet nodig had. En als een ander hem graag wilde gebruiken ging hij wel lopen, terwijl hij toen al niet meer zo jong was.
Père Léon straalde ook iets uit van vreugde, van Franciscaanse blijdschap. Ik heb nooit een ontevreden blik op zijn gezicht gezien. Als er iets niet goed ging of er fouten werden gemaakt, zei hij er iets van op een vriendelijke manier, niet verwijtend, maar corrigerend. Hij was niet alleen een geleerde, maar vooral een wijze man. Zo kon hij ook aan kinderen tijdens de catecheselessen bij de voorbereiding op de Eerste of op de Plechtige Communie op zijn heel eigen wijze de Blijde Boodschap overbrengen. En op de dag van het feest gingen wij dan met al die kinderen op de foto. Zo heb ik hem leren kennen.
Hein de Jong