Wie zijn wij?
“De regel en het leven van de mindere broeders is dit:
het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus
onderhouden en leven in gehoorzaamheid,
zonder eigendom en in ongehuwd leven”
Uit de Regel van 1223 (Regula Bullata)
De Orde der Minderbroeders Conventuelen is een gemeenschap van religieuzen, ontstaan rond de H. Franciscus van Assisi, onder de naam van Minderbroeders. Hieraan is bijna vanaf het begin de naam Conventuelen toegevoegd.
Is vanaf het eerste begin een broederschap.
De grondslag van de Orde is de religieuze professie:
- leven naar het Evangelie
- de geloften van gehoorzaamheid, armoede en ongehuwd leven
- de toewijding aan God, de dienst aan de Kerk
- het onderhouden van gemeenschappelijk leven
- de Regel en de Constituties volgens de geest van de Orde
Wat is onze geschiedenis, waardoor laten wij ons inspireren?
Het kloosterleven is een universeel fenomeen. Het bestaat vanaf het begin van het Christendom. Ook in andere godsdiensten vinden wij verschillende vormgevingen ervan. Onze franciscaanse Orde wortelt in de mendicanten-beweging van de Westerse Middeleeuwen uit de dertiende eeuw. De grondslag ervan ligt bij Franciscus, in het Umbrische Assisi, in Italië. Na een tamelijk woelig leven als jongeman, gooit hij, na allerlei ervaringen en enig nadenken, het over een andere boeg en alles bij elkaar in godsdienstig perspectief. Na enige tijd trekt hij jongeren aan met dezelfde zin en richting van leven. Zij spreken over hun ontdekking, leven volgens het evangelie van Jezus Christus. Zij gaan samenwonen in een verlaten hut aan een kronkelende rivier, even buiten Assisi, Rivo Torto. Om in hun levensonderhoud te voorzien gaan zij werken bij de boeren en bij de melaatsen in hun omgeving. Al snel worden zij gevraagd voor diverse werkzaamheden. Zij doen ervaringen op met hun groepsleven. Er is overleg over verschillende manieren van invulling.
In 1209 trekken zij naar Rome en krijgen officieel, weliswaar mondeling, toestemming van paus Innocentius III om te leven volgens dat evangelisch project, en om aan verkondiging te doen. Na enige tijd wordt de groep te groot voor Rivo Torto. In diezelfde omgeving bevindt zich een woudkapelletje, Portiuncola. Zij krijgen dit als cadeau van de Benedictijnen en bouwen er dan hutjes omheen. Zij werken hier verder aan hun leefregel en uiteindelijk geeft in 1223 paus Honorius III hieraan zijn schriftelijke goedkeuring. Het begin van de Orde blijft gereserveerd voor het jaar 1209 en de basis voor het leven is die Regel van 1223, uitgelegd volgens constituties en statuten, tot op de dag van vandaag. Vanzelfsprekend wordt dat op de achtergrond geplaatst van alles wat Franciscus verder geschreven en gedaan heeft in zijn leven.
De uitstraling van die franciscaanse beweging moet zeer groot zijn geweest. In 1217 wordt er besloten om uit te zwermen over de hele toenmalige wereld. ER groeit dan een hiërarchie van generale, provinciale en locale oversten. Wat het aantal betreft, zouden er bij de dood van Franciscus al 5000 volge-lingen zijn geweest zijn en vijftig jaar later zouden dat er 30.000 tot 35.000 zijn geweest. Zij wonen en werken dan in Noord Afrika, in het Nabije en Verre Oosten en in alle delen van Europa. In onze Nederlanden zijn zij gekomen, vanuit het Westen, Parijs, en vanuit het Oosten, Keulen.
Al in de eerste decennia van de 13e eeuw bevinden zich verschillende kloosters in de zogenaamde custodiën van Vlaanderen en Luik, en in die van Brabant, Holland en Deventer. De ontwikkeling doet zich dan tevens voor op sociaal en cultureel gebied. Verschillende leden worden tot bisschop verkozen, anderen zijn dan student of professor aan de universiteiten van Parijs, Oxford en Keulen. Maar er ontstonden door al deze ontwikkelingen ook verschillende meningen en spanningen. Er ontstaan aparte groepen en op de lange duur zelfs afscheidingen. Daarachter zit het mechanisme van statische trouw (trouw aan de traditie) en dynamische trouw (antwoord op de eigentijdse ontwikkelingen, vanuit de identiteit).
Vanaf 1250 wonen minderbroeders conventuelen in hun stadskloosters. Zij bieden via hun kerken een pastoraal, sociaal en cultureel engagement. Aanvankelijk staan zij tegenover de ‘spiritualen’, vanaf de veertiende eeuw tegenover de ‘observanten’.
In 1517 ontstaat een officiële, juridische scheiding tussen observanten en conventuelen. In het huidige België bestond er vanaf 1558, een aparte provincie van conventuelen in het prinsbisdom Luik. Dit zal duren tot de Franse Revolutie. De conventuelen keerden pas in 1842 terug in België en Nederland.
Na de Bulle van paus Leo X, “Ite et Vos”, 29 mei 1517, zijn de minder-broeders conventuelen zomaar niet verdwenen uit de Nederlanden. De uitvoering van de Bulle gebeurt in onze gewesten, zoals in sommige andere streken, met een zekere vertraging. Pas na enkele decennia leggen de confraters van Deventer, Harderwijk, Roermond, en van Doornik, Tienen en Nijvel, zich neer bij de uitspraak van Rome.
Trouwens in het prinsbisdom Luik bestaat ere en heuse provincie van de minderbroeders conventuelen vanaf ongeveer 1558 tot aan de Franse Revolutie! Ondertussen waren er eveneens minderbroeders conventuelen bedrijvig in en vanuit Zwillbroek. Op 26 oktober 1842, vijftig jaar na de Franse Revolutie legt in onze Frnciscusbasiliek te Assisi Gerard Antoon van der Meulen, een dokterszoon uit Bree, zijn professie af en kiest als kloosternaam frater Aloysius.
Vanaf 28 november 1842 woonden minderbroeders conventuelen te Halle. Voorlopig in een huurhuis in wat nu de Dekenstraat heet; in afwachting totdat de oude kloostergebouwen van de recolletten bewoonbaar zijn gemaakt. Deze Aloysius leeft enkele jaren in het Klooster van Halle, totdat hij in de vijftiger jaren pauselijk penitencier wordt. Hij is begraven in het bekende ‘Campo Verona’ te Rome.
Het zal tot 1892 duren eer er sprake is van een provincie. Deze ‘Herstelde Luikse provincie’ wordt in 1954 gesplitst in een Nederlandse Sint Willibordprovincie en Sint Hubertusprovincie van België.
De Belgische provincie werd in 2001 van Provincie tot Generale Delegatie, en in 2012 volledig opgeheven. Drie medebroeders uit België sluiten zich dan aan bij de Nederlandse provincie. Deze laatste zal naar verwachting in 2014 van zelfstandige provincie overgaan naar de vorm van een Provincie Delegatie met behoud van een zekere mate van autonomie. Met ingang van 1 februari 2015 is de Nederlands Provincie omgevormd tot de Provinciedelegatie van de Provincie Duitsland.
Ons historisch verhaal hebben wij hiermee in kort bestek weergegeven. Dat reikt reeds bepaalde accenten aan, nestgeuren waaien over. Maar de hamvraag blijft: waarvan leven minderbroeders conventuelen, hoe wordt hun eigenlijk charisma aangeduid. De essentiële punten zijn waar te nemen in de drie volgende lijnen: het opbouwen van een broederschap, de mindere willen zijn, -en onderscheidend van minderbroeders observanten en minderbroeders capucijnen-, minderbroeders conventueel zijn.
Het opbouwen van een broederschap: Wij bedoelen hier niet mee een zakelijke, juridische gemeenschap, maar meer dan dat een gemeenschap van personen. Franciscus verwees hierbij zelfs enkele malen naar het begrip moederliefde. Het moest niet alleen intern naar binnen toe gebeuren met eigen volgelingen. Het ligt in de bedoeling een universele broederschap waar te maken. Alle mensen zijn voor Franciscus broeders en zusters; ook de andere, de vreemdeling, de mens die in de fout gaat. Broederschap moest zelfs uitdeinen over alle soorten wezens, over heel de schepping. Zoals broeder vuur en zuster maan, broeder zon en zuster onze moeder aarde. Dat betekent dan meewerken aan het ontstaan van een externe broederschap, buiten toe over, eigen grenzen heen naar.
De ‘mindere’zijn. Franciscus bedoelt een broederschap van ‘minderen’. In zijn Regel staat een samenvattende zin: ‘in armoede en deemoed de Heer dienen’. Het gaat er om zelf in soberheid te leven, zich niet te profileren in het hebben; bescheiden te zijn: alle goeds komt immers van God; dienend aanwezig te zijn: vooral bij de marginalen en de kwetsbaren, in verschillende betekenissen.
Het conventueel zijn slaat op het wonen in conventen, het samenkomen en samenleven (conventus: Klooster; con-venire, con-dividere: als gelijk gemotiveer den samenkomen en het leven delen).
Maar dat convent mag geen eilandje zijn. Conventuelen hebben steeds gewezen op de zending als mindere broeder, op het pastoraal, sociaal en cultureel dienstbaar zijn. Vroeger en ook nu toonden en tonen zij de noodzaak aan van vorming, van opleiding, en van flexibiliteit, in verband met de tekenen van de tijd. De evangelische mens Franciscus is als een identificatiefiguur, die met dynamische trouw in het spanningsveld staat tussen charisma en instituut.
Mark Brusselaers,ofmconv.